Sommigen mensen vinden dat het de taak is van kunstenaars om louter te versieren en te plezieren.  Dat is wel een erg beperkte visie.

Kunstenaars kijken naar de wereld om zich heen en zij trachten om hun indruk van deze zichtbare – en onzichtbare – werkelijkheid te vangen: met woorden op papier, in de beweging van een dans, in muziek, in beelden, in verf op een doek, enz.

Zij kijken naar hun medemens, met de blik van een toeschouwer. Zij hebben de moed om vragen te stellen bij wat zij zien, ze durven de gevestigde orde uit te dagen en dragen er daarom uiteindelijk toe bij dat de maatschappij verandert.

Dat wat onzegbaar was wordt uitgesproken – en langzaam ontstaat er een nieuwe wereld die zich verbaast over beperkingen van de menselijke vrijheid die vroeger blijkbaar normaal waren.

Dit bevragen van de gevestigde orde lijkt een  taak van de kunstenaar te zijn geworden. Denk aan de Chinese kunstenaar Ai Weiwei die op Lesbos vluchtelingen helpt en ons een spiegel voorhoudt over de rol die wij daar in spelen. Of uit protest zijn expositie in Denemarken sloot omdat dat land een wet heeft aangenomen die vluchtelingen dwingt om hun kostbaarheden aan de grens af te geven.

Ik moet dan denken aan de situatie in de jaren 1930, toen duizenden joden wegvluchtten uit Nazi-Duitsland. Frankrijk, België, Zwitserland en Nederland waren bang om overspoeld te raken door de vluchtelingen uit Duitsland en ook toen probeerde men tevergeefs om internationale afspraken te maken dat ook andere landen vluchtelingen zouden opnemen.

Het gevolg was dat het toelatingsbeleid steeds strenger werd om te voorkomen dat joodse vluchtelingen onze kant op zouden komen. Uiteindelijk zou het rond 1938 zelfs officieel beleid worden om de grens voor vluchtelingen te sluiten en om illegale vluchtelingen terug te sturen, hun dood tegemoet; de maatregelen riepen in ons land wel discussie op.

Totalitaire machthebbers houden niet van kritiek of tegenspraak. Ze willen graag dat alles bij het oude blijft, gestold binnen de kaders van een  gevestigde orde. Door hun maatschappijkritische houding behoren kunstenaars dan ook vaak tot diegenen die vervolgd worden.

Veel van de kunstenaars die wij in collectie hebben ervoeren het lot van de vluchteling. Ze weken uit om hun eigen leven of hun vrijheid van expressie veilig te stellen. Hun noodgedwongen vertrek liet vaak zijn sporen na en bepaalde hoe ze in het leven zouden staan. Sommigen wisten een nieuw leven op te bouwen, anderen zouden altijd een outsider blijven.

In hun kwetsbaarheid als mens, weerloos tegen de willekeur, de onverschilligheid- en het geweld  van totalitaire machthebbers, verschillen ze niet van u of mij, indien ons hetzelfde lot zou treffen.

Maar terugkijkend op hun levensgeschiedenis kan je vaak niet anders dan bewondering hebben voor hun moed en doorzettingsvermogen en vooral hun innerlijke kracht om hun negatieve ervaringen in iets positiefs om te zetten.

Ben Shahn, "Men", litho
Ben Shahn, “Men”, litho.

Ben Shahn (1898 – 1969)

Ben Shahn werd in 1898 in Litouwen geboren in een orthodox joodse familie. In zijn omgeving was hij getuige van de vervolging en politieke terreur tegen Litouwse joden onder het tsaristische regime.

Zijn vader was politiek actief en werd in 1902 verbannen naar Siberië, zijn vrouw en drie jonge kinderen achterlatend in een vijandige omgeving. In 1906 ontsnapte de familie aan deze uitzichtloze situatie door naar Amerika te emigreren, alwaar ze herenigd werden met Shahn’s vader die uit Siberië had weten te ontsnappen.

In zijn jeugd ervoer Shahn de moeilijkheden van een emigrantenfamilie in de sloppenwijken van Brooklyn.  Na een opleiding tot lithograaf koos hij voor het moeilijke leven van een beginnend kunstenaar.

Het activisme zat duidelijk in zijn bloed want anders dan tot dan toe in Amerika gebruikelijk was zou Shahn zijn kunst gebruiken als een middel om aan te zetten tot sociale verandering. Hij zou uitgroeien tot de voorman van het sociaal realisme, stelling nemend tegen onrecht en sociale ongelijkheid.

Tijdens de Great Depression in de late jaren ’20 legde Shahn in een beroemd geworden fotoserie de schrijnende armoede vast zoals hij die waarnam op het Amerikaanse platteland. Hij ontdekte fotografie als een krachtig hulpmiddel, als de blauwdrukken van zijn beeldend werk die hielpen om de persoonlijke en realistische eigenschappen van de afgebeelde personen vast te leggen om op die manier een emotioneler reactie bij zijn kijkers op te roepen.
Hij ontdekte ook de kracht van massakunst (zoals lithografie en affiches) om zijn ideeën te verspreiden. Zijn kunst stond in dienst van zijn idealen. Zijn oeuvre leest als een plattegrond van de periodes van sociale spanning en ongelijkheid in de Amerikaanse maatschappij vanaf de jaren ’20 tot aan zijn dood in 1969.

Oskar Kokoschka (1886 - 1980) Sous bois en Ecosse, 1944 Color pencil on paper 27 x 37 cm Monogrammed and dated lower left side Provenance: Rosita Haftmann Modern Art, Zürich, 1982; private collection.

Oskar Kokoschka (1886 – 1980)
Sous bois en Ecosse, 1944
Color pencil on paper 27 x 37 cm
Monogrammed and dated lower left side
Provenance: Rosita Haftmann Modern Art, Zürich, 1982; private collection.

Oskar Kokoschka (1886 – 1980)

Kokoschka en zijn toekomstige vrouw, Olda Pavlovska, ontsnapten in het laatste vliegtuig uit Praag aan de nazi’s. Hun bagage: £5 in cash, een kleine koffer en één schilderij. Ze gingen in Londen wonen.
De vervolging van Kokoschka was al jaren eerder ingezet. Al in 1932, op de Biennale in Venetië, had Mussolini het duidelijk gemaakt dat hij niets ophad met Kokoschka’s kunst. In 1934 had Kokoschka al uit Praag moeten vluchten en het betekende niet veel goeds dat zijn werk in 1937 werd  geëxposeerd op de nazi Ausstellung für entartete Kunst.

Kokoschka verkeerde in de veronderstelling dat al zijn werk door de nazi’s was vernietigd, er waren immers meer dan vierhonderd van zijn werken uit de Duitse musea verwijderd. Hij raakte in een diepe depressie (na de oorlog zou blijken dat veel van zijn werken waren gered door ze naar Zwitserland te exporteren). Pas in 1939, toen hij landschappen in waterverf begon te maken, verbeterde zijn conditie enigszins.
In 1944 bezocht Kokoscha de Noord-Westelijke Highlands, waar hij onder andere onze schets vervaardigde. Hij ontdekte de mogelijkheden van kleurpotloden en zou ze vanaf dat moment altijd bij zich dragen. Deze schetsen gingen aan zijn kleurrijke landschappen uit de jaren ‘40 en ‘50 vooraf.

Na de oorlog vestigde Kokoschka zich in Zwitserland. In Duitsland werd hij inmiddels omarmd door een generatie politici die zich wilden afzetten tegen het nazi-verleden, maar Kokoshka kon nooit het gevoel van zich af te schudden aangevallen te worden. Hij kreeg niet de erkenning de “uitvinder” van het expressionisme te zijn geweest, noch wist hij wat hij aan moest met de nieuw opkomende stroming van het abstract expressionisme. Hij bleef een outsider.

Borislav Bogdanovich (1899 - 1970) "Flucht" 1942 Tempera on paper, 77 x 103 cm
Borislav Bogdanovich (1899 – 1970) “Flucht” 1942 Tempera on paper, 77 x 103 cm

Borislav Bogdanovich (1899 – 1970)

was een succesvol kunstenaar uit een prominente Servische familie. Gedurende de jaren ’20 en ’30 was hij een lid van “de Twaalf”, toonaangevende schilders uit Belgrado die veelvuldig exposeerden op  internationale shows in Europa. Vlak voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog vluchtten Bogdanovich en zijn jonge vrouw Herma naar New York.

Eén werk van Bogdanovich in onze collectie (zie boven) is “Flucht” uit 1942, uit de “Man’s Inhumanity to Man” serie. Het werk doet denken aan voorstellingen van de verdrijving uit het paradijs, een zonovergoten landschap, een onzekere toekomst tegemoet.


Luca Giordano, Verdrijving uit het paradijs, detail.
Vergelijk de figuur van Adam met de vluchteling van Bogdanovich.

Bogdanovich zou in Amerika nog een succesvolle carrière genieten, met kleurrijke werken in een post-impressionistische stijl; zijn zoon Peter werd een gevierde filmregisseur, zijn dochter Anna een Emmy-genomineerde producer en songwriter.

Karoly J. Veress (1935 Roemenie) Bela Bartok, Third pianoconcert. Bronze, total height 51 cm. Provenance: Galerie Krikhaar, Amsterdam 1979; private collection.

Karoli Veress: Sculptuur Bela Bartok: Derde Pianoconcert
Karoly J. Veress (1935 Roemenie)
Bela Bartok, Third pianoconcert.
Bronze, total height 51 cm.
Provenance: Galerie Krikhaar, Amsterdam 1979; private collection.

Karoly J. Veress (1935 Roemenie)

Geboren in 1935, werden  Veress’ jonge jaren gekenmerkt  door het geweld van de Tweede Wereldoorlog. In de jaren ’50 studeerde Karoly literatuur in Budapest. Zijn verzet tegen de Soviet-Russische bezetting van zijn land in 1956 eindigde in een drama en hij was gedwongen om zijn land te verlaten. Hij vluchtte naar Nederland alwaar hij in 1966 zou trouwen met Margot Dooijes. Ook ontdekte hij zijn liefde voor sculptuur. “I am put on the earth in the middle of creation. My life is a flight into the protection of others, and a flight back to loneliness to see if I still exist. I exist in making sculptures.”, zo schreef de kunstenaar.

In de ‘jaren 1970’s werd Veress zeer bekend, zowel in Nederland als ook in het buitenland. Zijn werken vonden hun weg in de collecties van onze toenmalige koningin Beatrix, de Nederlandse- en Duitse regering en talrijke particuliere- en bedrijfscollecties. In 1980 zou Veress, hiertoe aangemoedigd door Willem Sandberg, toenmalig directeur van het Stedelijk Museum, zijn vleugels uitslaan in Canada, waar de kunstenaar nu nog leeft.

De titel van zijn sculptuur in onze collectie is: “Béla Bartók, pianoconcert nr. 3” en daarmee verbonden met het verhaal van weer een andere vluchteling. Bartók had Hongarije moeten ontvluchten. Tijdens de zomer van 1945 werkte hij, geplaagd door leukemie, in de Verenigde Staten aan zijn derde piano concert. Het was een omgeving die onverschillig was voor zijn werk en waarin hij zich niet thuis voelde. Gelukkig kreeg hij een opdracht voor een Concert voor Orkest, waardoor zijn financiële situatie enigszins verbeterde. Het Derde Pianoconcert was nog niet helemaal voltooid toen de componist in september 1945 overleed.


Naomi Blake, “Sail / Man against the odds.”

Ik kan nog meer verhalen vertellen. Over Jo Smail of Paul Stopforth, (blanke) Zuid-Afrikaanse kunstenaars die, toen er nog helemaal geen uitzicht was op verandering van het Apartheidsregime, besloten om in de Verenigde Staten een nieuw bestaan op te bouwen.

Of over Naomi Blake (1924) die Auschwitz overleefde maar niets had om naar terug te gaan. Ze reisde naar Israël, waar ze in 1947 een kogel van een Britse soldaat in haar hoofd kreeg. Toch leeft ze nu al meer dan 60 jaar in Engeland en vonden haar sculpturen een weg in de collecties van Prince Charles en wijlen de Queen Mother. Maar ook in de collecties van kerken, niet slechts synagoges. Haar werk is altijd verbonden met de Holocaust, maar in essentie gelooft zij toch dat mensen goed zijn, haar beelden zijn uitdrukkingen van warmte en de geborgenheid, van hoop en solidariteit.

Het is schrijnend om te zien hoe in tijden van grote ontwrichting mensen worden vermalen. Wanneer grote groepen mensen op drift raken, dan destabiliseert dit de gevestigde orde. De gevestigde orde van Europa prefereert het om een andere kant uit te kijken en verschuilt zich achter formaliteiten en prikkeldraad. Bepaalde aspecten uit de roerige 20ste eeuwse geschiedenis lijken zich te herhalen. Het ziet er naar uit dat we niets geleerd hebben.

Wanneer je je echter verdiept in de individuele verhalen, dan is wegkijken geen optie. Dan zie je hoe sommige mensen onherstelbaar beschadigd raken, terwijl anderen in weerwil van hun ellendige ervaringen de kracht vinden om een nieuw – zij het niet altijd gemakkelijk – bestaan op te bouwen en veel aan hun nieuwe land terug geven. Gastvrijheid en tolerantie – ooit vanzelfsprekend in dit land – zijn de eerste voorwaarden die mensen een mogelijkheid biedt om aan hun ellendige situatie te ontsnappen.

Marc Schreuder