Op zoek naar de grens van abstractie
Bouwput op de Nieuwendijk nr. 164 t/m 176, op de plek waar de Winkel van Sinkel stond en waar in 1903 de Grand Bazar de la Bourse zou worden gebouwd. Blik vanuit een tegenoverliggend gebouw aan de Nieuwendijk, gezien naar de Nieuwe Nieuwstraat.
Olie op doek 65,7 x 91,5 cm. Gesigneerd.
In onze collectie bevindt zich een intrigerende Amsterdamse bouwput van de hand van Georg Breitner. De artistieke keuzes die Breitner in dit schilderij maakte behoren tot de radicaalste uit zijn oeuvre. In dit werk toont Breitner zich als Amsterdams impressionist, maar tegelijkertijd laat de mate van abstractie hem zien als een vooruitstrevend modernist die ver voorop ging in de avant-garde van de Nederlandse schilderkunst.
Tegen 1886, het jaar dat Breitner naar Amsterdam verhuisde, was het inwonersaantal in een halve eeuw tijd verdubbeld. Er verrezen nieuwe woonwijken en in de binnenstad werden oude panden afgebroken om plaats te maken voor nieuwe, prestigieuze gebouwen. Breitner zou de belangrijkste chroniqueur van deze veranderende stad worden. In vele schetsen en schilderijen legde hij het straatleven vast.
Hij kwam ook in contact met een nieuw medium, de fotografie. Zijn vele stadsfoto’s dienden aanvankelijk als inspiratiebron voor zijn schilderijen, maar gaandeweg ontwikkelde zijn fotografie zich als een genre op zich.
De talrijke bouwputten rond 1900 waren bij uitstek de plek waar historische verschuivingen in de stad zichtbaar werden, en ze vormden een dankbaar onderwerp voor fotografen. Het was Breitners verdienste dat hij het onderwerp van de bouwput in de schilderkunst introduceerde.
Hij verwoordde eens wat hem zo aan het thema van de bouwput boeide: “Het is alsof bij elke in de grond gestoken spade, het nat op sijpelt uit de derrie. En wat is die bodem diep, hij loopt volgens onze verbeelding door tot het oneindige. Het afgebroken gebouw teekent de muren van de omringende huizen nog steeds zijn etages af, in de bruine koppen der rijen afgezaagde bindten. Hier duidt een roetkolom tegen den belendende witten muur, den vroegere schoorsteen aan – ginds de opgaande ojief – lijn de trap.
De belendende muren dragen de kentekenen van het leven van vele geslachten, die op deze plek gewoond hebben. En van de samengebleven huizen komen allerlei intimitieten bloot, die eeuwenlang aan het daglicht onttrokken geweest, want blijkbaar had het tegen de grond geworpen huis met de huizen eromheen, gemeenschappelijke muren.” (Uit: Een afbraak, Nieuwe Rotterdamse Courant 16 december 1906).
Na Breitners overlijden vertelde een vriend van hem: “Klaagde men dat er altijd werd afgebroken en ontluisterd, dan zei hij berustend: “Och, zie je, ze kunnen niet zoo knoeien of er blijft nog genoeg over, meer dan we met ons allen ooit kunnen schilderen.”
De Amsterdamse bouwput in onze collectie toont de grote bouwput op de Nieuwendijk nr. 164 t/m 176, de plek waar de Winkel van Sinkel in 1903 was gesloopt om plaats te maken voor een ander warenhuis, de Grand Bazaar de la Bourse. (Foto’s RKD Den Haag)
Breitner maakte van deze bouwput tientallen foto’s en sommige hiervan werkte hij uit in olieverfschetsen en schilderijen. De foto’s tonen de ogenschijnlijke chaos van de bouwplaats en zijn directe omgeving. Ze bevatten veel anekdotische details. Men ziet bijvoorbeeld de winterjassen van de arbeiders netjes naast elkaar aan spijkers aan een muur hangen, alsof het een garderobe is. En de bouwplaats had blijkbaar geen schutting of hekken, iets dat in onze tijd ondenkbaar is. De toeschouwers hebben zich aan de rand van de put opgesteld.
De ons bekende schilderijen van deze bouwput vallen uiteen in die werken die een getrouwe weergave van de situatie beoogden en werk dat eerder uit artistieke motieven is ontstaan. Het werk uit onze collectie valt zeker in die categorie.
Het werk toont de bouwput wanneer het laatste daglicht zich terugtrekt en de avond intreedt. De westelijke hemel is nog met vaal wit winterlicht gevuld en de details worden opgeslokt door de duisternis; wat er over blijft zijn de rudimentaire vormen.
Het schilderij heeft een zeer beperkt palet, het is opgezet in uitsluitend ombers en wittinten. Het wordt gekenmerkt door een zeer directe, stevige penseelvoering. Wanneer je buiten in de schemer schildert, dan raken de ogen langzaam gewend aan de lage lichtwaarde; na verloop van tijd doemen de lichte oppervlakken op uit het schemerdonker.
In de voorgrond is het letterlijk aardedonker, rechts gloeit het pleisterwerk op uit het duister; wat ooit een binnenruimte was, is nu in al zijn rauwheid blootgelegd.
De hogere huizen achter de bouwput vangen nog wat avondlicht en contrasteren daardoor met de huizen op de voorgrond. De vele daken bieden een boeiend schouwspel van donkere en lichtere vlakken. Een witte strook op een dak in de achtergrond blijkt, na bestudering van de vele foto’s die Breitner van deze bouwput maakte, te bestaan uit een strook zinken dakbedekking. Details zijn weggelaten en het beeld is teruggebracht de essentie, tot kleurvlakken, alsof hij zijn onderwerp door zijn oogharen bekeek.
Breitner zocht de grenzen van de abstractie op, terwijl hij er tegelijkertijd in slaagde om de magische sfeer van het korte, magische moment tussen dag en nacht te grijpen.
Er is één foto van deze bouwput die Breitner als hulpmiddel ten dienste heeft gestaan bij de compositie van ons schilderij. (Foto’s RKD Den Haag)
Deze foto is in de schemering genomen, onderbelicht, met in het midden een lichtvlek als gevolg van de lange belichtingstijd. Je zou de foto als “mislukt” kunnen beschouwen, maar voor Breitner was het een geheugensteun. Hij lijkt althans de contouren van de gebouwen tegen de lucht nauwgezet van zijn foto te hebben overgenomen. Deze contour is afgetekend door de witte verf over de bruine ondergrond te schilderen, een omkering van de gebruikelijke praktijk.
Andere aspecten van zijn schilderij, vooral de delicate lichtwaarden die zo bepalend zijn voor de sfeer in het schilderij en de vertaling daarvan in het coloriet, schilderde Breitner in de studio, uit zijn geheugen en uit zijn hart. Breitner schilderde in zijn studio. In de winter was het bovendien vaak te koud en te nat om buiten te kunnen schilderen.
George Hendrik Breitner, Afbraak van de Grand Bazar de la Bourse aan de Nieuwendijk te Amsterdam, h 25,5 cm × b 47 cm.
Olieverfschets, particuliere collectie.
Van deze compositie bestaat er ook twee kleinere olieverfschetsen, maar deze geven een ander moment van de dag weer. Eén van deze werken, op klein formaat (h 25,5 cm × b 47 cm), bevindt zich in de collectie van het Rijksmuseum en is in bruikleen aan het Amsterdam Museum. Breitner heeft op deze olieverfschets de situatie bij daglicht vastgelegd, maar aan het eind van de dag, bij het invallen van de duisternis, werd de basis werd gelegd voor het grotere schilderij van de bouwplaats uit onze collectie.
Olieverfschets, collectie Kröller Müller Museum
Andere schilderijen van deze bouwplaats, zoals het schilderij uit het Boijmans (olie op doek, 101 x 151 cm) en een kleiner schilderij uit de collectie van het Kröller Müller Museum (olieverf op papier op paneel) hebben toch eerder een topografische doelstelling.
Van alle bekende schilderijen en schetsen van deze bouwput is ons schilderij het meest drastisch in zijn artistieke keuzes. Breitner, als exponent van het Amsterdams impressionisme, wilde de realiteit – net als de lens van zijn fototoestel – zo direct mogelijk weergeven, in zijn pure vorm vangen.
Het schilderij is dan ook niet romantisch te noemen, het is vrij van sentimentaliteit. Het is een artistiek werk. Kritische tijdgenoten, in hun opvattingen gevormd door de academie-schilderkunst, vonden Breitner ’s manier van schilderen ‘onaf’. Zij zullen ook dit werk niet begrepen hebben.
Ons hedendaagse oog is aan abstracte kunst gewend en het is voor ons moeilijk voorstelbaar hoe revolutionair en drastisch de keuzes waren die Breitner in dit werk maakte: het werk getuigt van een grote moderniteit. De werkelijkheid werd gereduceerd tot bijna abstracte kleurvlakken – waarbij hij er toch in slaagde om de sfeer en het licht van dat moment te vangen.
Het schilderij is gedurfd maar ook heel poëtisch. Met het wijken van het licht lijken ook de bouwvolumes minder rauw, hard en ongenaakbaar te zijn worden, de muren gaan op in een geheel, ze worden bijna etherisch. Wat overblijft, is verstilling in de aanwezigheid van deze zwijgende huizen.
Marc Schreuder
Oktober 2014